DoorProtect Fibra is een bekabelde openingsdetector. Ontworpen voor gebruik binnenshuis. Ondersteuning voor verbinding met NC-detectors van derden.
De detector is compatibel met Hub Hybrid (2G) en Hub Hybrid (4G). Verbinding met andere hubs, radiosignaalversterkers, ocBridge Plus, en uartBridge is niet mogelijk. Integratie met andere beveiligingssystemen is ook niet voorzien.
DoorProtect Fibra werkt alleen als onderdeel van het Ajax-systeem en communiceert met de hub via het beveiligde Fibra-protocol. Het communicatiebereik is maximaal 2.000 m bij gebruik van een U/UTP-getwist paar van cat. 5 kabel.
DoorProtect Fibra is een apparaat uit de nieuwe bekabelde Fibra-productlijn. Dergelijke apparaten kunnen alleen worden gekocht, geïnstalleerd en beheerd door officieel erkende Ajax-partners.
Functionele elementen
- DoorProtect Fibra-openingsdetector.
- Grote magneet. Werkt tot op 2 cm afstand van de detector.
- Kleine magneet. Werkt tot op 1 cm afstand van de detector.
- Led-indicatie.
- Achterpaneel van de behuizing van de detector. Gebruikt als bevestiging.
- Geperforeerd deel voor activering van de sabotagebeveiliging bij pogingen om de detector van het oppervlak los te maken. Breek het niet af.
- Geperforeerd deel om kabels door de muur te leiden.
- Geperforeerd deel voor het geleiden van kabels aan de onderkant van de detector.
- Klemmenblok voor het aansluiten van de detector.
- QR-code met de apparaat-ID. Wordt gebruikt om verbinding te maken met het Ajax-systeem.
- Eerste sabotagebeveiliging. Wordt geactiveerd bij een poging om de behuizing van de detector te openen.
- Gat om het montagepaneel met een schroef te bevestigen.
- Tweede sabotagebeveiliging. Activeert een sabotagebeveiliging bij een poging om de detector van het oppervlak los te maken.
Werkingsprincipe
DoorProtect Fibra is een bekabelde openingsdetector. De detector is via een kabel verbonden met de hub en werkt met het Fibra-protocol. Bij een standaardinstallatie bestaat deze uit twee onderdelen: een detector en een magneet. De detector is gemonteerd op een kozijn of een vast deel van het gebouw, en de magneet is gemonteerd op een beweegbare klep of een schuifdeel.
Het gevoelige element van de detector is een reedschakelaar (ingebouwd contact). Dit is een kleine buis met een open contactgroep erin. Wanneer een magneet naar de detector wordt gebracht, wordt er een magnetisch veld opgewekt en worden de contacten van de detector gemagnetiseerd, aangetrokken en gesloten. Door het raam of de deur te openen, beweegt de magneet weg van de reedschakelaar waardoor het circuit wordt geopend en de detector de opening detecteert.
De detector van DoorProtect Fibra heeft maar één magneet nodig om een magnetisch veld te creëren. Gebruik de kleine of grote magneet, afhankelijk van de omstandigheden op de installatielocatie.
DoorProtect Fibra heeft twee reedschakelaars, waardoor u zowel aan de linker- als aan de rechterkant van de detector een magneet kunt installeren. Merk op dat DoorProtect Fibra slechts werkt met één magneet aan één kant. Als magneten aan beide zijden zijn geïnstalleerd, zal de detector het openen niet correct detecteren.
Een kleine magneet werkt tot 1 cm en een grote magneet tot 2 cm.
In de ingeschakelde modus zendt de DoorProtect Fibra-detector binnen 0,15 seconden een alarmsignaal naar de hub wanneer de detector geactiveerd wordt. Deze activeert de op de hub aangesloten sirenes en stelt de gebruiker en het beveiligingsbedrijf op de hoogte.
Gebruikers weten exact waar de beweging is gedetecteerd. In de meldingen staat de naam van de hub (naam van het beveiligd object), de naam van het apparaat en de virtuele ruimte waaraan de detector is toegewezen.
De detector schakelt niet direct naar de ingeschakelde modus. De tijd die nodig is om over te schakelen naar de ingeschakelde modus hangt af van twee factoren: uitloopvertragingen (zoals opgegeven in de instellingen van de detector) en de hub – detector ping-interval (Fibra-instellingen, de standaardwaarde is 36 seconden). In het eerste geval wordt de vertraging ingesteld door een beheerder of een PRO-gebruiker met beheerdersrechten. In het tweede geval treedt de vertraging op omdat de hub één ping-interval nodig heeft om de detector op de hoogte te stellen van de overgang naar de ingeschakelde modus.
Fibra-protocol voor gegevensoverdracht
De detector maakt gebruik van de Fibra-technologie om alarmmeldingen en gebeurtenissen te versturen. Dit bekabelde tweerichtingsprotocol voor gegevensoverdracht zorgt voor een snelle en betrouwbare communicatie tussen de hubs en de andere apparaten. Dankzij de busverbinding kan Fibra alarmen en gebeurtenissen onmiddellijk doorgeven, zelfs als er 100 detectoren op het systeem zijn aangesloten.
Fibra ondersteunt blokversleuteling met een dynamische versleuteling en authenticatie van het apparaat bij elke communicatiesessie om te beschermen tegen sabotage en het spoofen van het apparaat. Het protocol voorziet in regelmatige peilingen van de detectoren door de hub met een interval van 12 tot 300 seconden om de communicatie met alle apparaten te controleren en hun statussen in realtime weer te geven in de Ajax-apps.
Verbind een bekabelde detector van derden
Een bekabelde NC-detector (normally closed, of NC-detector) van derden kan worden aangesloten op DoorProtect Fibra. Dat kan elk soort detector zijn: beweging, opening, trilling.
DoorProtect Fibra levert geen voeding aan een detector van derden. Deze moet apart worden aangesloten. Voor het type en de invoerspanning van de detector van derden kunt u de documentatie van het apparaat raadplegen of contact opnemen met de technische ondersteuningsdienst van de fabrikant.
Gebeurtenissen naar de meldkamer verzenden
Het Ajax-systeem verzendt gebeurtenissen naar de Ajax PRO Desktop of een meldkamer via SurGard (Contact ID), SIA (DC-09), ADEMCO 685, en andere bedrijfseigen protocollen. Een volledige lijst met ondersteunde protocollen is hier beschikbaar.
Soorten gebeurtenisssen voor DoorProtect Fibra die verzonden worden naar de PRO Desktop en de meldkamer:
- Alarm van openingssensor.
- NC-detectoralarm van derden.
- Sabotagealarm/herstel.
- Het wegvallen/herstellen van de verbinding tussen de detector en de hub.
- Permanente deactivering en activering van de detector.
- Mislukte poging om het beveiligingssysteem in te schakelen (met de integriteitscontrole van het systeem ingeschakeld).
Wanneer een alarmmelding wordt ontvangen, weet de operator van de meldkamer van het beveiligingsbedrijf wat er is gebeurd en waar het responsteam precies naartoe moet worden gestuurd. Door de adresseerbaarheid van elk Ajax-apparaat kunt u niet alleen gebeurtenissen naar de PRO Desktop of de meldkamer sturen, maar ook het type apparaat, de naam van het apparaat en de virtuele ruimte waaraan de detector is toegewezen. Let op: de lijst met verzonden parameters kan verschillend zijn, afhankelijk van het type meldkamer en het geselecteerde protocol voor communicatie met de meldkamer.
Het apparaat-ID, loopnummer (zone) en busnummer staan in de Statussen van het apparaat in de Ajax-app.
Selecteer de installatielocatie voor de detector
Wanneer u kiest waar u de detector wilt plaatsen, moet u rekening houden met de parameters die de normale werking beïnvloeden: De sterkte van het Fibra-signaal, de lengte van de kabel voor het aansluiten van de detector, en de zone voor openingsdetectie.
Volg bij het ontwerpen van een beveiligingssysteem voor uw locatie altijd de plaatsingsadviezen. Het ontwerp en de installatie van het beveiligingssysteem moet door professionals uitgevoerd worden. De lijst met erkende Ajax-partners vindt u hier.
Ontwerp en voorbereiding
Om het systeem correct te laten werken, is het belangrijk om het project goed te ontwerpen en alle apparaten correct te installeren. Als de basisregels voor installatie en de aanbevelingen van deze gebruikershandleiding niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot een defecte detector, valse alarmen, of verlies van verbinding tussen de reeds geïnstalleerde apparaten.
Houd bij het ontwerp van de indeling van de detectoren rekening met het bekabelingsschema van de stroomkabels die op de locatie zijn aangelegd. De signaalkabels moeten op een afstand van minstens 50 cm van de voedingskabels worden gelegd wanneer deze parallel worden gelegd en in een hoek van 90° wanneer ze elkaar kruisen. De detectoren worden op volgorde aangesloten wanneer u meerdere apparaten op dezelfde bus aansluit.
Er kunnen maximaal 100 apparaten worden aangesloten op Hub Hybrid.
Voor faciliteiten die in aanbouw of renovatie zijn, worden kabels van bekabelde apparaten na de hoofdbekabeling van de faciliteit gelegd. Gebruik beschermbuizen om de kabels te ordenen en vast te zetten; kabelbinders, clips en nietjes kunnen worden gebruikt om ze te verankeren.
Gebruik een kabelgoot voor elektra bij het extern leggen van kabels (zonder ze binnen de muren te monteren). Kabelgoten mogen niet meer dan de helft gevuld zijn met kabels. Laat de kabels niet doorhangen. De kabelgoot moet uit het zicht geplaatst worden indien mogelijk, bijvoorbeeld achter meubilair.
We raden aan om kabels in de muren, vloeren en plafonds te leggen. Dit zorgt voor meer veiligheid; de kabels zijn niet zichtbaar en een inbreker kan er dan onmogelijk bij komen.
Houd bij het kiezen van een kabel rekening met de lengte van de verbindingskabels en het aantal detectoren dat moet worden aangesloten; deze parameters beïnvloeden de signaalsterkte. We raden aan om afgeschermde koperen kabels met een hoogwaardige isolatielaag te gebruiken.
Houd bij het installeren rekening met de buigradius. Dit wordt door de fabrikant aangegeven in de kabelspecificaties. Anders loopt u het risico de geleider te beschadigen of te breken.
Controleer de kabels voor de installatie op kabelbreuken en beschadigingen. Voer de installatie zo uit dat de kans op schade aan de kabels van buiten miniem is.
Werkingsafstanden van DoorProtect Fibra*
Als u de detector op loodrechte vlakken installeert, gebruik dan een kleine magneet. De afstand tussen de kleine magneet en detector mag niet meer dan 1 cm zijn.
Gebruik een grote magneet als onderdelen van DoorProtect Fibra op hetzelfde vlak zijn gemonteerd. De onderstaande tabel geeft informatie over de werkingsafstand tussen de grote magneet en de detector.
DoorProtect Fibra heeft twee reedschakelaars. Hierdoor kan de magneet zowel links als rechts worden geïnstalleerd. DoorProtect Fibra werkt slechts met één magneet aan één kant. Als magneten aan beide zijden zijn bevestigd, kan de detector het openen niet correct detecteren.
Ten opzichte van de detector kan de magneet langs drie assen bewegen: X (X1), Y, of Z. Dit hangt af van de installatieplaats van de DoorProtect Fibra. Bijvoorbeeld:
- X-as (of X1): op het rolluik.
- Y-as: op de schuifdeur.
- Z-as: op het raam.
As | Grote magneet op niet-ferromagnetische oppervlakken (bijv. houten deuren) | Grote magneet op ferromagnetische oppervlakken (bijv. metalen deuren) | ||
Verwijdering, mm | Benadering, mm | Verwijdering, mm | Benadering, mm | |
X | 26 | 19 | 24 | 16 |
X1 | 17 | 11 | 17 | 10 |
Y | 28 | 16 | 26 | 15 |
Z | 42 | 24 | 38 | 23 |
* — Alle waarden zijn lager voor de kleine magneet.
Overschrijd de grensafstand tussen de detector en de magneet niet. Dit kan leiden tot valse alarmen of een storing van de detector (de detector reageert niet op het sluiten/openen van de deur of het raam).
Signaalsterkte en kabellengte
De Fibra-signaalsterkte wordt bepaald door het aantal niet-geleverde of beschadigde datapakketten in een bepaalde periode. Het pictogram in het tabblad Apparaten geeft de signaalsterkte aan:
- Drie streepjes — uitstekende signaalsterkte.
- Twee streepjes — goede signaalsterkte.
- Eén streepje — lage signaalsterkte, een stabiele werking wordt niet gegarandeerd.
- Doorgestreept pictogram — geen signaal.
De signaalsterkte wordt beïnvloed door de volgende factoren: het aantal detectoren dat op één bus is aangesloten, de lengte en het type kabel en de juiste aansluiting van de kabels op de aansluitingen.
Controleer de Fibra-signaalsterkte voor de definitieve installatie van de detector. Bij een signaalsterkte van één of nul streepjes kunnen wij geen stabiele werking van het beveiligingssysteem garanderen.
De toegestane kabellengte is afhankelijk van het type, het materiaal, en de methode waarmee de detectoren worden aangesloten. Bij aansluiting via de busverbinding (radiale bekabeling) met de U/UTP cat.5 (4×2×0,51) getwisted paar), kan de bekabelde verbindingslengte maximaal 2.000 meter bedragen.
Bij gebruik van een ringverbinding is de maximale kabellengte 500 meter bij gebruik van een U/UTP cat. 5 (4×2×0,51) getwist paar.
Het verbinden van apparaten via de een ringverbinding zal beschikbaar zijn in toekomstige OS Malevich-updates. Een hardware-update van Hub Hybrid is niet vereist.
Detectiezone
Wanneer u kiest waar u de detector wilt plaatsen, voer dan een detectiezonetest uit om de werking van het apparaat te controleren en om er zeker van te zijn dat de detector correct reageert op het openen en sluiten van een deur of een raam.
Installeer de detector niet
- Buitenshuis. Dit kan leiden tot valse alarmen en detectorstoringen.
- Met twee magneten tegelijk. De detector herkent slechts één magneet aan één zijde van de detector: links of rechts.
- In gebouwen met een temperatuur en vochtigheidsgraad buiten de toegestane grenzen. Dit kan leiden tot schade aan de detector.
Installeer DoorProtect Fibra niet met twee magneten tegelijk. De detector herkent slechts één magneet aan één zijde: links of rechts.
Installatie en verbinding
Zorg, voordat u DoorProtect Fibra installeert, dat u de optimale locatie heeft gekozen en dat die voldoet aan de eisen van deze handleiding. Kabels moeten aan het zicht worden onttrokken en op een moeilijk bereikbare plaats worden gelegd om de kans op sabotage te verkleinen. In het ideale geval monteert u deze in de muren, de vloer, of het plafond. Voer de detectiezonetest en de Fibra-signaalsterktetest uit voor de definitieve installatie.
DoorProtect Fibra wordt aangesloten met een 4-aderige kabel: twee aders voor voeding van het apparaat (+24V en GND) en twee aders voor gegevensoverdracht (A en B).
Draai bij het aansluiten van de aansluitklemmen van de detector de kabels niet in elkaar, maar soldeer ze. De uiteinden van de kabels die in de detector worden gestoken, moeten worden vertind of voorzien worden van een speciale krimpkous. Dit zorgt voor een betrouwbare verbinding. Volg de veiligheidsprocedures en voorschriften voor elektrische installatiewerkzaamheden.
Om een detector te bevestigen:
- Schakel de hub uit. Koppel de externe voeding en de reservebatterij los.
1 — Externe voeding
2 — Reservebatterij - Steek de aansluitkabel van de detector in de behuizing van de hub en sluit de kabels aan op de aansluitklemmen van de bus.
+24V — voedingsingang
A, B — signaalaansluitingen
GND — standaardaarde - Verwijder het achterpaneel van de detector en breek het geperforeerde deel voorzichtig los om de kabel naar buiten te leiden.
- Leid de kabel van de hub de behuizing van de detector in door het gemaakte gat.
- Sluit de kabels volgens de onderstaande afbeelding op de aansluitklemmen aan. Volg de polariteit en de verbindingsvolgorde van de kabels. Maak de kabel stevig vast aan de aansluitklemmen.
+24V — voedingsingang
A, B — signaalaansluitingen
GND — standaardaarde - Bereid alvast een tweede kabel voor als de detector niet het laatste apparaat op de aansluitkabel is. De uiteinden van de kabel van de eerste en tweede kabel die in de klemmen van de detector worden gestoken, moeten worden vertind of voorzien van een adereindhuls.
- Als de detector de laatste is op de bus en de busaansluiting (radiale bekabeling) wordt gebruikt, installeer dan een afsluitweerstand door het aan te sluiten op de signaalklemmen van het apparaat. Als u een Ringverbinding gebruikt, is een afsluitweerstand niet nodig.
We raden aan de ringverbindingsmethode (hub-device-hub) te gebruiken. Als de ring wordt verbroken, wordt geen enkel apparaat uitgeschakeld. In dit geval worden er twee bussen gevormd die normaal blijven werken en gebeurtenissen naar de hub verzenden. Als de ring wordt verbroken, ontvangen de gebruikers en het beveiligingsbedrijf hiervan een melding.
- Bevestig de detector tijdelijk aan een raam of deurkozijn met dubbelzijdige tape of andere tijdelijke bevestigingen op de gekozen installatieplaats. Dit is nodig om de detector te testen.
- Bevestig de magneet tijdelijk.
- Zet de hub aan om de aangesloten detector van stroom te voorzien. Wanneer de voeding wordt aangesloten, geeft de led van de detector aan dat de voeding is ingeschakeld.
- Voeg de detector toe aan het systeem.
- Voer de signaalsterktetest uit. De aanbevolen signaalsterkte is twee of drie streepjes. Controleer anders de bekabeling en de staat van de kabel.
- Voer een detectiezonetest uit. Om de detector te controleren, open en sluit u het raam waar het apparaat is geïnstalleerd. Als de detector tijdens de test niet in 5 van de 5 gevallen reageert op activering, verander dan de plaats of installatiemethode. De magneet is mogelijk te ver van de detector verwijderd.
- Als de detector de tests goed doorstaat, bevestigt u het met de meegeleverde schroeven waarbij u minstens twee bevestigingspunten gebruikt (een daarvan bevindt zich in het geperforeerde deel van het paneel, boven de sabotagebeveiliging). Als u andere bevestigingsmiddelen gebruikt, let er dan op dat deze het montagepaneel niet beschadigen of vervormen.
Dubbelzijdige tape kan alleen gebruikt worden voor tijdelijke installatie. Als het apparaat met dubbelzijdige tape is bevestigd, kan het op elk moment loskomen van het oppervlak en vallen. Zolang het apparaat vastgeplakt is, zal de sabotagebeveiliging niet worden geactiveerd wanneer het apparaat wordt losgemaakt van het oppervlak.
Verbind een bekabelde detector van derden
U kunt een bekabelde NC-detector (normaal gesloten, of NC-detector) van elk type (beweging, opening, trilling) aansluiten op DoorProtect Fibra met de aansluitklemmen.
DoorProtect Fibra levert geen voeding aan een detector van derden. Deze moet apart worden aangesloten. Voor informatie over het type en de invoerspanning van de detector van derden kunt u de documentatie van het apparaat raadplegen of contact opnemen met de technische ondersteuningsdienst van de fabrikant.
Installeer een detector van derden op een afstand van maximaal 1 meter van de DoorProtect Fibra. De lengte van de kabel vermindert de kwaliteit van de communicatie tussen de apparaten.
Om een bekabelde detector van derden aan te sluiten:
- Koppel de externe voeding en de reservebatterij van de hub los.
- Verwijder het voorpaneel van DoorProtect Fibra.
- Leid de kabel van de bekabelde detector van derden door de behuizing de DoorProtect Fibra.
- Sluit de bekabelde detector aan op de aansluitklemmen van DoorProtect Fibra.
NC — aansluitklem
GND — aarde - Schakel de hub in.
- In de instellingen van DoorProtect Fibra, activeer de optie Extern contact.
- Controleer de werking van de aangesloten bekabelde detector.
Aan het systeem toevoegen
De detector is alleen compatibel met Hub Hybrid (2G) en Hub Hybrid (4G). Het toevoegen en configureren van Fibra-apparaten is alleen mogelijk via de Ajax PRO-app door een gebruiker met beheerdersrechten.
Voordat u een apparaat toevoegt
- Installeer de Ajax PRO-app.
- Log in op een PRO-account of maak een nieuwe aan.
- Selecteer een space of maak een nieuwe aan.
Space is beschikbaar voor apps met deze versies of nieuwer:
- Ajax Security System 3.0 voor iOS;
- Ajax Security System 3.0 voor Android;
- Ajax PRO: Tool for Engineers 2.0 voor iOS;
- Ajax PRO: Tool for Engineers 2.0 voor Android;
- Ajax PRO Desktop 4.0 voor macOS;
- Ajax PRO Desktop 4.0 voor Windows.
- Voeg minstens één virtuele ruimte toe.
- Voeg een compatibele hub toe aan de space. Zorg dat de hub aanstaat en toegang heeft tot het internet via een ethernetkabel, wifi, en/of een mobiel netwerk.
- Zorg ervoor dat de space is uitgeschakeld en de hub niet begint met updaten door de status in de Ajax-app te controleren.
DoorProtect Fibra toevoegen
Er zijn twee manieren om apparaten toe te voegen: handmatig en automatisch.
Zo voegt u handmatig een detector toe:
- Open de PRO-versie van de app. Selecteer de hub waaraan u DoorProtect Fibra wilt toevoegen.
- Ga naar het tabblad Apparaten en klik op Apparaat toevoegen.
- Geef de detector een naam, scan of toets de QR-code in (deze vindt u op de behuizing van de detector en de verpakking), selecteer een ruimte en een groep (als de groepsmodus is ingeschakeld).
- Klik op Toevoegen.
Zo voegt u de detector automatisch toe:
- Open de PRO-versie van de app. Selecteer de hub waaraan u DoorProtect Fibra wilt toevoegen.
- Ga naar het tabblad Apparaten en klik op Apparaat toevoegen.
- Select Voeg alle Fibra-apparaten toe. Na het scannen wordt op het scherm een lijst weergegeven van alle apparaten die fysiek op de hub zijn aangesloten en nog niet aan het systeem zijn toegevoegd. De apparaten worden geordend op de bussen waarmee ze fysiek verbonden zijn.
Na het scannen van de bussen worden de detectoren weergegeven in het tabblad Apparaten . De volgorde van apparaten hangt af op welke kabel ze zijn aangesloten.
De apparaatnaam bevat standaard de naam van de detector en het identificatienummer. Om detectoren aan een hub te koppelen, moet u deze een naam geven, en een ruimte en een groep aan het apparaat toewijzen (als de groepsmodus is geactiveerd in de hub-instellingen).
Om te controleren welke specifieke detector u wilt toevoegen, hebben we twee methoden voorzien: led-indicatie en detectoractivering.
Methode 1: via led-indicatie.
Klik in de lijst van apparaten die toegevoegd kunnen worden op een willekeurige optie. De led van deze detector begint te knipperen nadat u erop gedrukt hebt. Zo weet u precies welke detector u toevoegt, welke naam u kunt toewijzen, en aan welke ruimte en groep deze moet worden toegevoegd.
Een detector toevoegen:
- Klik op een apparaat in de lijst.
- Maak een naam aan.
- Geef de ruimte en de beveiligingsgroep op (indien ingeschakeld).
- Klik op Opslaan.
Zodra de detector met succes met de hub is verbonden, verdwijnt het uit de lijst met beschikbare detectoren.
Methode 2: via het alarm van de detector.
Schakel de optie Prioriteit geven aan geactiveerde apparaten in boven de lijst met detectoren.
Activeer een alarm door de deur of het raam te openen dat de detector beveiligt. Na de activering komt de detector bovenaan de lijst te staan in de categorie Onlangs geactiveerde apparaten. De detector blijft 5 seconden in deze categorie staan en gaat dan terug naar de categorie Bussen.
Een detector toevoegen:
- Klik op een apparaat in de lijst.
- Maak een naam aan.
- Geef de ruimte en de beveiligingsgroep op (indien ingeschakeld).
- Klik op Opslaan.
Zodra de detector met succes met de hub is verbonden, verdwijnt het uit de lijst met beschikbare detectoren.
Het bijwerken van de status van het apparaat is afhankelijk van de Fibra-instellingen; de standaardwaarde is 36 seconden.
Als de verbinding mislukt, controleer dan of de bekabelde verbinding correct is en probeer het opnieuw. Als u al het maximale aantal apparaten aan de hub heeft toegevoegd (voor Hub Hybrid is dat standaard 100), krijgt u een foutmelding als u er nog een toevoegt.
DoorProtect Fibra werkt slechts met één hub. Als de detector is verbonden met een nieuwe hub, stopt de detector met het uitwisselen van opdrachten met de oude hub. Zodra DoorProtect Fibra is toegevoegd aan een nieuwe hub, wordt deze niet verwijderd uit de apparatenlijst van de oude hub. Dit moet gedaan worden via de Ajax-app.
Storingen
Wanneer de detector een storing gedetecteerd (bijv. verlies van verbinding met het Fibra-protocol), geeft de Ajax-app een storingsteller weer in de linkerbovenhoek van het pictogram van het apparaat.
Alle storingen worden weergegeven in de statussen van de detector. Velden met storingen worden rood gemarkeerd.
Een storing wordt weergegeven als:
- De temperatuur van de detector buiten de aanvaardbare grenzen valt.
- De behuizing van de detector open is (sabotagebeveiliging is geactiveerd).
- Er is geen verbinding met de hub via het Fibra-protocol.
Pictogrammen
De pictogrammen geven een aantal statussen van DoorProtect Fibra weer. U kunt ze in de Ajax-app inzien in het tabblad Apparaten .
Pictogram | Betekenis |
Fibra-signaalsterkte, toont de signaalsterkte tussen de hub en de detector. |
|
De detector werkt in de modus altijd actief. |
|
Vertraging bij binnenkomst/vertrek is ingeschakeld. |
|
DoorProtect Fibra werkt wanneer de Deelinschakeling is ingeschakeld. |
|
DoorProtect Fibra heeft het openen van een deur of raam gedetecteerd. Het pictogram wordt weergegeven ongeacht de beveiligingsmodus. | |
Het externe contact van de DoorProtect Fibra-detector is ingeschakeld. |
|
DoorProtect Fibra is uitgeschakeld. |
|
DoorProtect Fibra is gedeactiveerd omdat het aantal alarmen overschreden is. |
|
DoorProtect Fibra is uitgeschakeld door de timer. |
|
Een gebruiker of PRO met beheerdersrechten heeft meldingen over het activeren van de sabotagebeveiliging van DoorProtect Fibra uitgeschakeld. |
|
Het apparaat is niet overgezet naar de nieuwe hub. |
Statussen
Bij de statussen vindt u informatie over het apparaat en de bedrijfsparameters. De statussen van DoorProtect Fibra vindt u in de Ajax-apps:
- Ga naar het tabblad Apparaten .
- Selecteer DoorProtect Fibra in de lijst.
Parameter | Betekenis |
Temperatuur |
Temperatuur van de detector — wordt gemeten op de processor en verandert geleidelijk. Toegestane afwijking in de waarde in de app en de kamertemperatuur is 2 °C. De waarde wordt bijgewerkt zodra de detector een temperatuurwijziging van minstens 2 °C signaleert. U kunt een scenario op basis van temperatuur configureren om zo automatiseringsapparaten te besturen |
Fibra-signaalsterkte |
Signaalsterkte tussen de hub en DoorProtect Fibra. Aanbevolen waarden — 2 – 3 streepjes. Fibra is een protocol voor het verzenden van gebeurtenissen en alarmen van DoorProtect Fibra. |
Verbinding via Fibra | De verbindingsstatus tussen de hub en de detector:
|
Busspanning |
Totale busspanning: Lage waarde — 7 V |
Deksel | Geeft de status weer van de sabotagebeveiliging van de detector die reageert op het losmaken of de schending van de behuizing:
|
Openingssensor | Status van de openingssensor:
|
Extern contact | Verbindingsstatus tussen de externe detector en DoorProtect Fibra:
|
Altijd actief |
Als deze optie is ingeschakeld, is de detector altijd ingeschakeld en meldt deze wanneer de deur of het raam waarop het is geïnstalleerd geopend wordt. |
Permanente deactivering | Geeft de status van de deactiveringsfunctie van het apparaat weer:
|
Reactie op alarmen | |
Bedrijfsmodus | Geeft weer hoe de detector reageert op alarmen:
|
Vertraging bij binnenkomst, sec |
Vertragingstijd bij binnenkomst (5 tot 120 seconden). Vertraging bij binnenkomst (vertraging van alarmactivatie) is de tijd die de gebruiker heeft om het beveiligingssysteem uit te schakelen nadat hij de beveiligde ruimte betreedt. |
Vertraging bij vertrek, sec |
Vertragingstijd bij vertrek (5 tot 120 seconden). Vertraging bij vertrek (vertraging bij inschakelen) is de tijd die de gebruiker heeft om de beveiligde ruimte te verlaten na het inschakelen. |
Deelinschakeling vertraging bij binnenkomst, sec |
Tijd van vertraging bij binnenkomst in modus Deelinschakeling. Vertraging bij binnenkomst (vertraging van alarmactivatie) is de tijd die de gebruiker heeft om het beveiligingssysteem uit te schakelen nadat hij het gebouw betreedt. |
Deelinschakeling vertraging bij vertrek, sec |
Tijd van vertraging bij vertrek in modus Deelinschakeling. Vertraging bij vertrek (vertraging bij inschakelen) is de tijd die de gebruiker heeft om het gebouw te verlaten na het inschakelen. |
Firmware | Firmwareversie van de detector. |
Apparaat-ID | Detector-ID — Staat ook op de behuizing van de detector en op de verpakking. |
Apparaatnummer | Apparaatnummer. Dit nummer wordt verzonden naar de meldkamer bij een alarm of gebeurtenis. |
Busnummer | Het nummer van de bus van de hub waarmee het apparaat fysiek verbonden is. |
Instellingen
Zo past u de instellingen van de detector aan in de Ajax-app:
- Ga naar het tabblad Apparaten .
- Selecteer DoorProtect Fibra in de lijst.
- Ga naar Instellingen door op het tandwielpictogram te klikken.
- Stel de vereiste parameters in.
- Klik op Terug om de nieuwe instellingen op te slaan.
Instellingen | Betekenis |
Naam |
Naam van de detector. Wordt getoond in de lijst van hub-apparaten, sms’jes en notificaties in het eventlog. Om de naam van de detector aan te passen, klikt u op het potloodpictogram . De naam kan uit maximaal 12 cyrillische tekens of 24 Latijnse tekens bestaan. |
Ruimte |
Selecteer de virtuele ruimte waaraan DoorProtect Fibra is toegewezen. De naam van de ruimte wordt weergegeven in de tekst van het sms-bericht en in de meldingen in het logboek. |
Led-indicatie van alarmen | Beheert het knipperen van de led van de detector bij activering van een alarm of sabotage:
|
Openingssensor | Als deze optie is ingeschakeld, reageert de openingssensor op openen en sluiten. |
Extern contact | Als deze optie is ingeschakeld, registreert DoorProtect Fibra alarmen van een externe detector. |
Altijd actief |
Als deze optie is ingeschakeld, is de detector altijd ingeschakeld en meldt deze wanneer de deur of het raam waarop het is geïnstalleerd geopend wordt. |
Waarschuwing met sirene als opening gedetecteerd wordt | Als deze optie is ingeschakeld, worden de sirenes die aangesloten zijn op het systeem geactiveerd wanneer een deur of raam geopend wordt. |
Waarschuwing met sirene als het externe contact geopend is | Als deze optie is ingeschakeld, worden de sirenes die aangesloten zijn op het systeem geactiveerd wanneer een externe detector een alarm afgeeft. |
Belinstellingen |
Wanneer deze optie is ingeschakeld en het systeem niet is ingeschakeld, waarschuwt de detector bij het openen via het geluidssignaal van de sirenes. |
Reactie op alarmen | |
Bedrijfsmodus | Geef aan hoe dit apparaat moet reageren op alarmen:
|
Vertraging bij binnenkomst, sec |
Selecteer de vertragingstijd bij binnenkomst. Vertraging bij binnenkomst (vertraging van alarmactivatie) is de tijd die de gebruiker heeft om het beveiligingssysteem uit te schakelen nadat hij het gebouw betreedt. |
Vertraging bij vertrek, sec |
Selecteer de vertragingstijd bij vertrek. Vertraging bij vertrek (inschakelvertraging) is de tijd die de gebruiker heeft om het gebouw te verlaten na het inschakelen. |
Vertraging bij deelinschakeling |
Wanneer deze optie is ingeschakeld, dan werkt de vertraging bij binnenkomst/vertrek ook in de Deelinschakeling. |
Inschakelen bij Deelinschakeling |
Als deze optie ingeschakeld is, wordt de ingeschakelde modus van de detector geactiveerd als het systeem ingesteld is op Deelinschakeling. |
Fibra-signaalsterktetest |
De detector schakelt over naar de modus voor de Fibra-signaalsterktetest. Met deze test kunt u de signaalsterkte tussen de hub en de detector via het bekabelde Fibra-protocol voor gegevensoverdracht controleren om zo de optimale installatieplaats te bepalen. |
Detectiezonetest |
Schakelt de detector over naar de modus voor de detectiezonetest. Met de test kan de gebruiker de reactie van de detector op beweging controleren en zo de optimale installatieplaats bepalen. |
Gebruikershandleiding | Opent de gebruikershandleiding van de DoorProtect Fibra-detector in de Ajax-app. |
Permanente deactivering |
Hiermee kan het apparaat uitgeschakeld worden zonder het uit het systeem te verwijderen. Er zijn drie opties beschikbaar:
Het systeem kan ook automatisch apparaten uitschakelen als het ingestelde aantal alarmen wordt overschreden of als de hersteltimer afloopt. |
Apparaat ontkoppelen | Koppelt de detector los van de hub en wist de instellingen. |
Zo stelt u de bel in
Bel is een geluidssignaal van de Ajax-sirenes die de activatie van de openingsdetectoren aangeven wanneer het systeem is uitgeschakeld. De functie wordt bijvoorbeeld gebruikt in winkels om het personeel te laten weten dat er iemand binnenkomt.
Bel wordt in twee fasen geconfigureerd: het instellen van de openingsdetectoren en daarna van de sirenes.
Instellingen van de detectoren
- Ga naar het menu Apparaten .
- Selecteer de detector van DoorProtect Fibra.
- Ga naar Instellingen door in de rechterbovenhoek op het tandwielpictogram te klikken.
- Ga naar het menu Belinstellingen.
- Selecteer de gewenste gebeurtenissen die door de sirene gemeld moeten worden:
- Als opening gedetecteerd wordt.
- Als het externe contact geopend is (beschikbaar als de optie Extern contact ingeschakeld is).
- Selecteer het meldingsgeluid: 1 tot 4 korte pieptonen. De Ajax-app laat het geluid horen zodra het geselecteerd is.
- Klik op Terug om de instellingen op te slaan.
- Stel de vereiste sirene in.
Indicatie
Indicatie | Gebeurtenis | Opmerking |
Licht 1 seconde groen op. | De detector aanzetten. | De detector wordt ingeschakeld zodra de hub voeding voorziet. |
Licht voor een paar seconden op totdat de detector is aangesloten op de hub. | De detector wordt aangesloten op de hub. | |
Licht 1 seconde groen op. | Alarm/activering van de sabotagebeveiliging. | |
Licht langzaam op — gaat langzaam uit. (na activering van een alarm of de sabotagebeveiliging). |
Lage busspanning. |
Spanning van 7 V of minder wordt als laag beschouwd. Controleer de bekabelde verbinding van de detector. |
Testen van de functionaliteit
Het Ajax-systeem heeft verschillende tests ter beschikking waarmee u kunt nagaan of de installatielocatie van de apparaten juist gekozen is. De tests van DoorProtect Fibra starten niet onmiddellijk, maar het duurt niet langerd dan één enkele ping-interval tussen de hub en detector (standaard 36 seconden). U kunt de ping-periode van apparaten wijzigen in het Fibra-menu van de hubinstellingen.
Zo voert u een test uit in de Ajax-app:
- Selecteer de hub.
- Ga naar het tabblad Apparaten .
- Kies DoorProtect Plus Fibra.
- Ga naar Instellingen .
- Selecteer een test:
- Fibra-signaalsterktetest.
- Detectiezone.
- Start en voer een test uit.
Onderhoud
Controleer regelmatig de werking van de detector. De optimale testfrequentie is elke drie maanden. Verwijder stof, spinnenwebben en ander vuil van de behuizing van de detector. Gebruik een zachte, droge doek die geschikt is voor het onderhoud van de apparatuur.
Gebruik geen middelen die alcohol, aceton, benzine of andere actieve oplosmiddelen bevatten om de detector te reinigen. Veeg de lens zachtjes schoon omdat krassen de gevoeligheid van de detector negatief beïnvloeden.
Technische specificaties
Volledige set
- DoorProtect Fibra.
- Grote magneet.
- Kleine magneet.
- Installatiekit.
- Snelstartgids.
Garantie
De garantie op de producten van de Limited Liability Company, “Ajax Systems Manufacturing”, is 2 jaar geldig na aankoop.
Als het apparaat niet goed werkt, neem dan eerst contact op met de technische ondersteuning van Ajax. In de meeste de gevallen kunnen technische problemen op afstand worden opgelost.
Contact opnemen met de technische ondersteuning:
Gefabriceerd door “AS Manufacturing” LLC