Scenario’s

Nee, wanneer de space wordt verwijderd (handmatig of automatisch), worden de gebeurtenissen ook verwijderd. U kunt het niet herstellen.

Pictogrammen voor soorten alarmen voor het instellen van scenario’s:

— bewegingsdetectie door een bewegingsdetector;
— bewegingsdetectie door de linkerzijde van DualCurtain Outdoor Jeweller;
— bewegingsdetectie door de rechterzijde van DualCurtain Outdoor Jeweller;
— detectie van het openen van deuren/ramen door een openingsdetector;
— glasbreukdetectie door een glasbreukdetector;
— detectie van een verandering in de kantelhoek van DoorProtect Plus Jeweller, Superior DoorProtect Plus Fibra, Superior DoorProtect Plus Jeweller, of Superior DoorProtect G3 Fibra;
— schokdetectie met DoorProtect Plus Jeweller, Superior DoorProtect Plus Fibra, Superior DoorProtect Plus Jeweller, of Superior DoorProtect G3 Fibra;
— activering van een bekabelde externe detector;
— Alarm door versnellingsmeter van Transmitter Jeweller;
— kabelbreuk van de rolluikdetector aangesloten op DoorProtect Plus Jeweller, Superior DoorProtect Plus Fibra, Superior DoorProtect Plus Jeweller, of Superior DoorProtect G3 Fibra;
— activering van de rolluikopeningsdetector aangesloten op DoorProtect Plus Jeweller, Superior DoorProtect Plus Fibra, Superior DoorProtect Plus Jeweller, of Superior DoorProtect G3 Fibra;
— het indrukken van de paniekknop;

Om het scenario uit te voeren door op de paniekknop te drukken, geeft u het apparaat op: Button Jeweller, Superior Button Jeweller, DoubleButton Jeweller, Ajax SpaceControl Jeweller, Ajax Superior SpaceControl Jeweller, KeyPad Jeweller, KeyPad Plus Jeweller, Superior KeyPad Plus Jeweller, Superior KeyPad Fibra, Superior KeyPad TouchScreen Fibra of KeyPad TouchScreen Jeweller. Het is niet mogelijk om een scenario uit te voeren door op de paniekknop in de app te drukken.

— door op de Brandknop te drukken van KeyPad TouchScreen Jeweller of Superior KeyPad TouchScreen Fibra;
— door een Hulp alarm te activeren met KeyPad TouchScreen Jeweller of Superior KeyPad TouchScreen Fibra;
— detectie van overschrijding van de drempeltemperatuur door branddetectoren;
— detectie van temperatuursprongen door branddetectoren;
— detectie van rook door branddetectoren;
— detectie van een gevaarlijke koolmonoxideconcentratie (CO) door branddetectoren;
— activeren van het handmatige oproeppunt;
— water op de contacten van LeaksProtect Jeweller.

De soorten alarmen van apparaten die aangesloten zijn via de integratiemodule hangen af van het type apparaat dat geselecteerd is in de instellingen van de module:

— er is een inbraak gedetecteerd door een extern apparaat;
— er is een brand gedetecteerd door een extern apparaat;
— er is een hulp alarm geactiveerd door een externe alarmknop;
— er is een externe paniekknop ingedrukt;
— een extern apparaat detecteert een te hoge gasconcentratie;
— er is een sabotagealarm door een extern apparaat gedetecteerd;
— er is een storing in een extern apparaat gedetecteerd;
— er komt water op de contacten van een extern apparaat;
— er is glasbreuk gedetecteerd door een extern apparaat;
— een extern apparaat detecteert dat de drempeltemperatuur is overschreden;
— een extern apparaat detecteert een daling van de drempeltemperatuur;
— maskering gedetecteerd door een extern apparaat;
— er is dwangcode ingevoerd op een extern bediendeel;
— er is trilling gedetecteerd door een extern apparaat;
— informatiemelding van een bekabeld extern apparaat;
— er is verandering in de positie van het blokkeerelement gedetecteerd;
— er is een verandering in de positie van het grendelslot gedetecteerd.

Een beheerder of een PRO met toegang tot de systeeminstellingen kan een scenario maken voor het in- of uitschakelen van een specifieke groep op basis van een schema.

Om een scenario voor in-/uitschakelen te maken en configureren:

1. Selecteer de vereiste space.
2. Ga naar het tabblad Apparaten .
3. Selecteer een hub en ga naar de Instellingen ervan.
4. Ga naar het menu Beveiligingsschema.
5. Klik op Maak een scenario als u voor het eerst een scenario aanmaakt, of op Scenario toevoegen als er al scenario’s in het systeem zijn gemaakt.
6. Configureer de waarden van het scenario.
7. Klik op Terug om de wijzigingen toe te passen.