- Ajax-app → Apparaten → Selecteer het relevante apparaat → Instellingen → Detectiezonetest → Start
Met de detectiezonetest kunt u de afstand bepalen waarbij de detector alarmen detecteert. In de testmodus brandt de lichtindicatie voortdurend en gaat het uit tijdens een alarm. Gebruik de lichtindicatie van het apparaat als richtlijn bij het bepalen van het detectiegebied.
Als de sabotagebeveiliging van het apparaat wordt geactiveerd tijdens de detectiezonetest, waarschuwt het systeem alle gebruikers (via push-meldingen in de Ajax-apps en via sms) en de meldkamer.
Apparaat | Testprocedure |
Om de openingsdetector op de voorgestelde installatieplaats te controleren, opent en sluit u de deur of het raam. Als de detector op alle acties reageert, is deze correct geïnstalleerd. Als het bekabelde apparaat van derden is aangesloten op het externe contact van de openingsdetector, moet elk apparaat afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer bijvoorbeeld eerst de openingsdetector en daarna het aangesloten apparaat. |
|
Om de bewegingsdetector te controleren, loopt u door de ruimte en houdt u de reactie van de led-indicatie in de gaten, hierdoor kunt u het detectiegebied van de detector bepalen. De maximale detectieafstand voor bewegingen is 12 m. Als de detector tijdens de test niet altijd op de beweging reageert, moet deze ergens anders worden gemonteerd. |
|
Bevat tests voor bewegingsdetectie en sensormaskering.
|
|
Bevat tests voor bewegingsdetectie en sensormaskering.
|
|
Om de detector op de beoogde installatieplaats te controleren, doorsteekt u de detectiezone en houdt u de reactie van de led-indicatie in de gaten. Volg deze stappen voor de rechter- en linkerkant van de detector. Als de detector niet naar behoren reageert op beweging, pas dan de instellingen aan beide zijden aan:
Om de maskeringssensoren te controleren, blokkeert u het zicht van de detector in de detectiezone met een mogelijk obstakel aan elke zijde. Gebruik bijvoorbeeld een vel A4-papier. Neem contact op met de Ajax-ondersteuningsdienst als de detector niet op maskeren reageert. |
|
De glasbreukmelder registreert een alarm als deze twee verschijnselen detecteert: een geluid van een lage frequente (bijv. geluid van een klap tegen glas) en geluid van hoge frequente (bijv. het rinkelen van scherven tegen elkaar). Daarom moet u, om de glasbreukdetector te controleren, met uw vuist op een hard oppervlak slaan (bij voorkeur op het glas, maar zonder dit te breken). De detector moet reageren op het laagfrequente geluid van de klap tegen het glas, waarbij de led-indicatie voor 0,2 s uitgaat. Als dit gebeurt, gooi dan binnen anderhalve seconde een metalen voorwerp (bijvoorbeeld een lepel) naar het harde oppervlak. Wanneer de detector de led-indicatie voor een seconde uitschakelt dan zal de glasbreukdetector in de inschakelde modus normaal reageren op het breken van het glas. Verlaag de gevoeligheid van de detector en blijf controleren totdat de detector niet meer reageert op de alarmgeluiden. Breng hierna het gevoeligheidsniveau terug naar de limiet waarbij de detector normaal reageerde. Op deze manier wordt de kans dat de detector onterecht wordt geactiveerd verkleind en wordt biedt het tegelijkertijd een betrouwbare beveiliging voor de locatie. Om maximale bescherming te bieden tegen valse activering, zet u alle apparaten aan die gewoonlijk in de ruimte werken: zoals generatoren, airconditioners, enz. Als het inschakelen van deze apparaten de detector af en toe activeert, moet de installatieplaats zorgvuldiger worden gekozen. Als het bekabelde apparaat van derden is aangesloten op het externe contact van de glasbreukdetector, moet elk apparaat afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer bijvoorbeeld eerst de glasbreukdetector en daarna het aangesloten apparaat. |
|
Combineert de testprocedure voor MotionProtect en GlassProtect. Als de detector tijdens de tests slecht reageert op de alarmen, moet u een andere locatie kiezen. |