De detectiezone test stelt u in staat om te bepalen of de detector adequaat reageert op een alarm op de geselecteerde installatielocatie. De test is op twee manieren mogelijk:
- Ajax-app → Apparaten → Selecteer het relevante apparaat → Instellingen → Detectiezonetest → Start
- Ajax-app → Apparaten → Selecteer de hub → Instellingen → Detectiezonetest → Selecteer relevante apparaten → Voer de test voor hen uit
Om het dectectiezone te bepalen, raadpleegt u de Led-indicatie van het apparaat of de melding in de app nadat de test is gestart. Tijdens de test blijft de Led-indicatie van het apparaat constant branden en gaat uit in geval van een alarm. Tegelijkertijd verschijnt er een pop-upvenster in de app met informatie over welk apparaat is geactiveerd.
In-app meldingen zijn beschikbaar voor hubs met firmware-versie Malevich 2.26 en later en in apps van dergelijke versies en later:
- Ajax Security System 3.11 voor iOS;
- Ajax Security System 3.11 voor Android;
- Ajax PRO: Tool for Engineers 2.11 voor iOS;
- Ajax PRO: Tool for Engineers 2.11 voor Android;
- Ajax PRO Desktop 4.11 voor macOS;
- Ajax PRO Desktop 4.11 voor Windows.
Als de sabotagebeveiliging van het apparaat wordt geactiveerd tijdens de detectiezonetest, waarschuwt het systeem alle gebruikers (via push-meldingen in de Ajax-apps en via sms) en de meldkamer.
Apparaat | Testprocedure |
Om de openingsdetector op de voorgestelde installatieplaats te controleren, opent en sluit u de deur of het raam. Als de detector op alle acties reageert, is deze correct geïnstalleerd. Als het bekabelde apparaat van derden is aangesloten op het externe contact van de openingsdetector, moet elk apparaat afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer bijvoorbeeld eerst de openingsdetector en daarna het aangesloten apparaat. |
|
Om de bewegingsdetector te controleren, loopt u door de ruimte en houdt u de reactie van de led-indicatie in de gaten, hierdoor kunt u het detectiegebied van de detector bepalen. De maximale detectieafstand voor bewegingen is 12 m. Als de detector tijdens de test niet altijd op de beweging reageert, moet deze ergens anders worden gemonteerd. |
|
Bevat tests voor bewegingsdetectie en sensormaskering.
|
|
Bevat tests voor bewegingsdetectie en sensormaskering.
|
|
Om de detector op de beoogde installatieplaats te controleren, doorsteekt u de detectiezone en houdt u de reactie van de led-indicatie in de gaten. Volg deze stappen voor de rechter- en linkerkant van de detector. Als de detector niet naar behoren reageert op beweging, pas dan de instellingen aan beide zijden aan:
Om de maskeringssensoren te controleren, blokkeert u het zicht van de detector in de detectiezone met een mogelijk obstakel aan elke zijde. Gebruik bijvoorbeeld een vel A4-papier. Neem contact op met de Ajax-ondersteuningsdienst als de detector niet op maskeren reageert. |
|
De glasbreukmelder registreert een alarm als deze twee verschijnselen detecteert: een geluid van een lage frequente (bijv. geluid van een klap tegen glas) en geluid van hoge frequente (bijv. het rinkelen van scherven tegen elkaar). Daarom moet u, om de glasbreukdetector te controleren, met uw vuist op een hard oppervlak slaan (bij voorkeur op het glas, maar zonder dit te breken). De detector moet reageren op het laagfrequente geluid van de klap tegen het glas, waarbij de led-indicatie voor 0,2 s uitgaat. Als dit gebeurt, gooi dan binnen anderhalve seconde een metalen voorwerp (bijvoorbeeld een lepel) naar het harde oppervlak. Wanneer de detector de led-indicatie voor een seconde uitschakelt dan zal de glasbreukdetector in de inschakelde modus normaal reageren op het breken van het glas. Verlaag de gevoeligheid van de detector en blijf controleren totdat de detector niet meer reageert op de alarmgeluiden. Breng hierna het gevoeligheidsniveau terug naar de limiet waarbij de detector normaal reageerde. Op deze manier wordt de kans dat de detector onterecht wordt geactiveerd verkleind en wordt biedt het tegelijkertijd een betrouwbare beveiliging voor de locatie. Om maximale bescherming te bieden tegen valse activering, zet u alle apparaten aan die gewoonlijk in de ruimte werken: zoals generatoren, airconditioners, enz. Als het inschakelen van deze apparaten de detector af en toe activeert, moet de installatieplaats zorgvuldiger worden gekozen. Als het bekabelde apparaat van derden is aangesloten op het externe contact van de glasbreukdetector, moet elk apparaat afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer bijvoorbeeld eerst de glasbreukdetector en daarna het aangesloten apparaat. |
|
Combineert de testprocedure voor MotionProtect en GlassProtect. Als de detector tijdens de tests slecht reageert op de alarmen, moet u een andere locatie kiezen. |